ARNHEM - Toen Clasien Teunis-Jacobs na de bevrijding door Arnhem liep, vond ze tussen het puin en de rommel op straat in een vuilnisbak een appelklokhuis. 'Dat mocht ik afkluiven. Heerlijk!' De honger. Voor Clasien (79) is dat de voornaamste herinnering aan de evacuatie. En dat zij, net als haar vader en moeder, werd behandeld als ongedierte.

door Ineke Inklaar

Geëvacueerd vanuit: Jansstraat Arnhem
Naar: Velp – Dieren – Laag-Soeren – Klarenbeek – Klarenbeek – Wilp – Deventer - Wijhe

De oud-lerares en -mannequin was 4 toen het gezin uit de Arnhemse binnenstad moest vertrekken, vandaag precies 75 jaar geleden. 'Mijn vader had een confectie-atelier in de binnenstad, vlak bij de Sabelspoort. Ik heb de klokken van de Eusebiuskerk horen vallen'. Zij vertrokken op zondagmiddag 24 september. Lopend. 'Mijn vader met een fiets zonder banden, mijn moeder achter de wandelwagen waar mijn zusje Agnes van 10 maanden in lag, mijn grote zus Ria, een tante van mij achter een kinderkarretje met wat spullen.'

Het gezin vertrok, zoals opgedragen, naar Velp. Clasien zat op de rand van de wandelwagen. “Ik had verschrikkelijke buikpijn. Toen mijn tante struikelde, mocht die op de wandelwagen. Ze herinnert zich: 'We liepen in de stromende regen. Ik was nat en koud, voelde me vies. Het was druk op straat. Ik liep maar achter mijn ouders aan, bang dat ik ze kwijt zou raken of dat ze me zouden achterlaten'.

'Alles was vol, vol, vol'

De schoenen van Clasien – die toen Miepie werd genoemd – gingen stuk. De zool was door en de rand ging los. 'Ik heb regelmatig gebruld, ook van de honger'. Het eerste adres was in Velp. Maar ze moesten na 10 dagen dóór ‘onder dreiging van straf’. Probeerden Dieren, daarna Laag Soeren. 'Alles was vol, vol, vol. Naar Loenen. Daar konden we in een schuur overnachten'.  Maar weer moest het gezin verder. 'Over mulle zandwegen; niet te doen met ons wagentje'. Een evacuatiepost verwees ze naar Klarenbeek. 'Daar overnachtten we in een café, met 56 andere evacués'.

De pastorie stuurde ze door naar de evacuatieleider, die ze een adres bij een boer gaf. 'Daar zaten al evacués. Dat gaf spanningen tussen de families. Nu denk ik: dat moet voor die boer ook een hele opgave zijn geweest'. Ze gingen naar een ander adres in Klarenbeek. 'Wij kregen de stal toegewezen; daar bivakkeerden we tussen de pinken, varkens, muizen en ratten. Ik hoor nog het geritsel van het stro. Al snel hadden we luizen en werden onze haren geknipt'. Slapen deden ze in de keuken. 'Wij deden ’s avonds de keuken aan kant, brachten stro binnen en spreidden dat op de vloer uit. De volgende ochtend voor zessen moest de keuken weer schoon opgeleverd worden'. Hoewel ze voedselbonnen van de evacuatiedienst inbrachten, kregen ze nauwelijks te eten. 'Mijn moeder kreeg de botten van het vlees en de schillen van de aardappelen'.

'Ik aaide de arm van de boerin. 'Soms kreeg ik dan het kapje van het ei'

Clasien probeerde te slijmen bij de boerin, omdat ze zo’n honger had. Ze maakt een gebaar alsof ze een arm streelt. 'Ik zag ze eten. Dan zei ik: lieve mevrouw. Dan kreeg ik soms het kapje van het ei. Mijn zus vond dat vies: van hetzelfde lepeltje eten'. Ze was broodmager, ondervoed. 'Ik wilde graag een nieuwe jurk, maar dat hoefde van mijn moeder niet. Ik kon nog met gemak die van het jaar daarvoor aan'. De boer deed aan zwarte handel, verkocht geslachte dieren. 'Voor de oorlog waren ze arm als de mieren, maar toen hadden ze manden vol kleren. Ze gaven de appels aan de varkens. Hij wilde mijn vader geld lenen om het wit te wassen, maar die weigerde'.

Een dokter constateerde dat Miepies buikpijn blindedarm- en buikvliesontsteking was die ‘op springen stond’. Ze moest met spoed naar het kinderziekenhuis in Apeldoorn, anders zou ze dood gaan. 'De boer wilde mij eerst niet brengen; mijn vader werd ongerust en zei in zijn wanhoop: je krijgt alles wat ik je kan geven'. Uiteindelijk heeft hij haar met paard en wagen gebracht. 'Toen ik binnen was, werd mijn rode jurkje – dat ik zó mooi vond - doormidden geknipt zodat ik direct de operatiekamer in kon. ’t Kon echt niet meer wachten'. Ze lag er 14 dagen, in kritieke toestand. 'Mijn ouders kwamen elke dag op bezoek. Lopend, 14 kilometer heen, 14 kilometer terug. Ze hebben me met hun karretje opgehaald'.

'De evacuatie is je vader z'n dood geweest'

Daar ging ze, hotsebotsend, terug naar de stal. De zieke was extra melk en eieren beloofd om aan te sterken. 'Dat was na drie dagen afgelopen'. Omdat de Duitsers in Apeldoorn mannen oppakten, gingen de Jacobsen weer weg. Wilp, Deventer, Wijhe. 'Mijn pop moest ik bij de luizenboer achterlaten'.

Vader, moeder en de drie meiden trokken na de bevrijding bij een getrouwde tante in. Daar stond nog één Chinese vaas – een erfstuk. 'Vol poep. Van mijn moeder mochten mijn zus en ik het tweede exemplaar in de buurt zoeken'. Het tweetal staat nu bij haar – 'schoon' – op een kast in de gang te prijken.

Clasien Teunis-Jacobs - eigen foto

'Mijn ouders waren zachte, lieve mensen. Behulpzaam, gul. Ze werkten zoveel mogelijk mee op de boerderij. Voor mijn vader, die het aan zijn longen had, was het zwaar: al dat vocht en die kou. Ze zijn beiden jong gestorven. De evacuatie is je vader z’n dood geweest’, zei mijn moeder altijd'.

zie ook: 'Ieder neme slechts het hoognoodige mede': de evacuatie van Arnhem