Deze maand 77 jaar geleden was De Slag om Arnhem, net als heel Operatie Market Garden, een militaire operatie van enorme omvang. Op bevel van de Duitsers werd de hele Gelderse stad geëvacueerd. Bijna honderdduizend Arnhemmers werden van huis en haard verdreven voor een onbekende reis naar alternatief onderdak. Een van die Arnhemmers was Fred Mouw, die uiteindelijk in Kamp Westerbork belandde. Tegenwoordig zet hij zich in voor de nagedachtenis van het kamp.
Fred Mouw (83) groeit op als kind van een joodse vader en een gereformeerde moeder. "Mijn vader werkte als bedrijfsleider bij schoenenfabrikant Huf. Hij moest elke maand bij de Duitsers een vergunning halen om voor zijn werk over straat te mogen in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Dat was zijn levensverzekering", vertelt hij aan Omroep Gelderland. Het gezin woont aan de Heijenoordseweg; het huis wordt in een uur tijd verwoest tijdens de Slag om Arnhem in september 1944. "De Engelsen schoten op de Duitse Tigertank in onze tuin. Wij zaten twee meter verderop in de kelder, doodsbang voor het kanongebulder." Als het drietal moet evacueren, op bevel van de Duitsers, grijpt Freds oma in. De Oosterbeekse verzetsvrouw regelt een onderduikadres in Apeldoorn.
Jodenster lostornen
"Zijn werkvergunning bood mijn joodse vader geen bescherming meer. Ze raadde hem aan persoonsdocumenten te vernietigen en zijn Jodenster van de jas te tornen", herinnert Fred zich. De drie Mouws gaan lopend naar Beekbergen, met de grote stoet vluchtelingen. Vader en moeder dragen elk een koffer. Af en toe duiken ze de greppel in omdat vliegtuigen de evacués beschieten. Fred ziet doden en gewonden.
Fred Mouw vertelt bij Omroep Gelderland zijn aangrijpende verhaal uit september 1944:
In Beekbergen worden ze opgevangen op een boerderij; later komen daar nog twee oudere joodse stellen bij. Midden in de nacht halen Apeldoornse verzetshelden de zeven onderduikers op. Wegduikend voor patrouilles, door pikdonkere bossen, via tuinen in het verduisterde doodstille Apeldoorn komen ze bij een villa van een gedeporteerd joods gezin aan de Anna Paulownalaan. Daar duiken ze onder. Het verzet brengt eten, drinken en dekens. "De gordijnen moesten dicht blijven, we mochten niet stoken, geen geluid maken. Ik herinner me ruzies. En dodelijke verveling: er was geen speelgoed." Fred mag in de tuin spelen.
Vader naar Westerbork
"Op 1 december werden we opgehaald door de Grüne Polizei. Vermoedelijk hebben buren mij gezien en ons verraden. Als voddenbalen werden we op een vrachtauto gesmeten en naar de gevangenis in Zwolle gebracht." Daar wordt de jonge Fred (6) alleen in een cel opgesloten en dagelijks geslagen en verhoord. Wie bracht hun eten en drinken? Zijn ouders worden zwaar mishandeld. "De oudere stellen hebben we nooit meer teruggezien." Fred en zijn niet-joodse moeder worden de gevangenis uitgezet; buiten de poort treffen ze elkaar. "Een cipier frommelde mijn moeder een briefje van mijn vader in de hand Lieveling, ik ga naar Westerbork. Hou je goed, veel liefs. Kussen voor 't kind." De twee lopen terug naar de villa in Apeldoorn. Ze leven kort op distributiebonnen van de buren, het verzet kan niets voor ze betekenen. "Mijn moeder vond de situatie uitzichtloos. Na twee weken ging ze naar de SD en vroeg of we naar mijn vader in Westerbork mochten." Ook al was er de dreiging dat ze op transport gesteld zouden worden.
Een dreigende wand
Kerst 1944 komen ze bij het Drentse kamp aan. "Ik was bang. Ik zag een dreigende wand: een slagboom, een wachttoren, prikkeldraad, fel verlichte barakken." Zijn moeder moet al haar sieraden afgeven, plus de bankboekjes. "In Westerbork was er geen verschil tussen joden en niet-joden." Het gezin wordt herenigd, woont in een kamer in barak 12. "In het kamp heb ik een relatief normaal leven geleid: ik ging naar school, speelde krijgertje en voetbalde. Wel voelden we de voortdurende dreiging: wanneer vertrekt er weer een trein naar de vernietigingskampen?"
Op 12 april worden ze door de Canadezen bevrijd. "Mijn vader ontving in mei een brief van het Rode Kruis: al zijn familieleden waren in Auschwitz en Sobibor vermoord." Later blijkt dat diens jongste broer, getrouwd met een niet-joodse Duitse, nog leeft..
Kind aan huis
De drie Mouws behoren tot de 5.000 overlevenden van de 110.000 gevangen van Kamp Westerbork. Na zijn pensionering zet Fred Mouw zich in voor de nagedachtenis van het kamp: hij doet bestuurlijk werk, geeft rondleidingen, is gastdocent. "Ik ben er nu kind aan huis. Mijn vader zou het fantastisch gevonden hebben."
Fred Mouw vertelt zijn aangrijpende verhaal bij Omroep Gelderland.