VELP - De verzetsman Paul Roelofsen is op 11 december 1944 opgepakt en gevangen gezet in de kelder van het Gestapo-hoofdkwartier aan de Dennenweg in Velp. Tijdens de verhoren wordt hij zwaar mishandeld door de Duitsers. Op de derde dag van zijn gevangenschap krijgt hij van de Gestapo te horen dat hij ter dood is veroordeeld. Al vanaf het eerste moment in de kelder besluit Roelofsen dat hij gaat proberen te ontsnappen, door zijn doodsvonnis moet hij haast maken met dat plan...
Paul Roelofsen kort na de oorlog - familie Roelofsen
Gered door Dobbe
Een raam in de kelder lijkt de enige vluchtroute, maar dat raam is met drie zware balken dicht gemaakt en die zijn met grote schroeven vastgezet. Aan de buitenkant liggen er zware zandzakken voor het raam. Het enige dat tijdens de arrestatie aan belastend materiaal in het huis van Roelofsen gevonden is, is een foto van de in september 1944 doodgeschoten verzetsman Theodorus Dobbe.
Toch redt Dobbe nog het leven van Roelofsen, zo vertelt die een interview in 1965: Toen ik in die kelder gegooid werd herinnerde ik me, dat Theodorus Dobbe me eens een verhaal had verteld dat hij op een goeie dag was uitgebroken. Paul, zei hij toen, als ze je ooit nog eens opsluiten moet je proberen een eetlepel achterover te drukken. Die kan je van pas komen. Ik had er een beetje schamper om gelachen, want ik dacht toen dat hij stond te snoeven. Wat vind ik het jammer dat ik Dobbe niet meer kan vertellen hoe waardevol zij n advies is geweest. . .
En het lukt Paul Roelofsen om, zonder dat de Duitsers het in de gaten hebben, een lepel achter te houden. Hij vertelt: "Ik heb toen dagenlang met de steel van die lepel over de estrikkenvloer zitten slijpen. Ik wilde de lepel namelijk als schroevendraaier gebruiken om de balken voor het raam weg te schroeven. Die lepel was zo hard als een bikkel, het was nog zo'n echte ouderwetse, een ijzeren. Na een dag of vier was het uiteinde van de steel zo dun geworden, dat ik er het hout rond de koppen van de schroeven mee kon wegsteken. Die dingen zaten helemaal in het hout gedreven. Omdat ik bang was dat de Gestapo de ontstane gaten zou ontdekken, stopte ik die vol met stukjes van een aardappel die ik in de kelder had gevonden.
Het raam, waarvoor in 1944 ook balken zitten - foto Gety Hengeveld-de Jong
Riek Roelofsen is na het oppakken van haar man ook niet veilig voor de Duitsers. Een week lang wordt ze elke dag verhoord, ze hopen dat ze doorslaat om zo meer belastend bewijs tegen haar man Paul te verzamelen. "Ik zei maar steeds dat ik niets wist en dat mijn man veel te druk was op de boerderij om zich met anderen te bemoeien. De Duitsers geloofden dat niet en iedere keer als ik dat zei, sloeg de man die alles noteerde met de vuist op het schrijfbureau. Een van de Gestapo's die naast me stond drukte dan een pistool tegen mijn buik. Ik wist toen nog niet dat ze mijn man, die in de kelder van De Kleiberg zat, ter dood hadden veroordeeld." Na een week van zware verhoren laten ze Riek Roelofsen met rust.
De ontsnapping
Na negen dagen en nachten werken krijgt Roelofsen de schroeven los, alleen is hij er dan nog niet. Een ijzeren rooster dat achter de balken te voorschijn komt belemmert zijn ontsnapping nog. Maar ook die weet hij door lang heen en weer bewegen te breken. Het is dan vier uur 's nachts. "Op datzelfde moment vielen de zandzakken, die buiten hadden gestaan, door het raam naar binnen en dat maakte zo'n lawaai, dat ik er haast zeker van was dat de moffen het hadden gehoord. Met mijn hoofd door het kelderraam luisterde ik minutenlang naar de komst van die lui. Ik hoorde echter niets anders dan het bonzen van mijn hart. Toen heb ik het gat groter gemaakt door die zandzakken naar binnen te trekken en op de keldervloer te smijten. Toen ik me door het gat had gehesen en ik niemand zag of hoorde, ben ik door een heleboel tuintjes naar mijn zuster aan de Bosweg gevlucht."
Paul Roelofsen laat zijn gezin waarschuwen dat ze moeten vluchten, omdat de Gestapo zijn ontsnapping zeker op hen zullen wreken. Hijzelf geeft nog alle namen van bij de Duitsers bekende verzetsmensen aan het verzet door en vertrekt dan naar de Achterhoek. In Almen vindt hij onderdak bij boer Marinus Wiegman. Op een gegeven moment wordt Wiegman door de Duiters opgepakt en gedurende een dag vastgehouden en onderworpen aan zware verhoren en marteling. Maar hij laat niets los.
Met babykleertjes op de vlucht
De hoogzwangere Riek Roelofsen wordt op 21 december 1944 rond zes uur 's morgens gewaarschuwd door een kennis. Haar man is ontsnapt, maar omdat de Gestapo dat zeker op zijn gezin zal wreken moet ze zo snel mogelijk weg met haar kinderen. Riek stopt direct wat babykleertjes in een tas en is met haar zus en kinderen weggefietst, het bos in. "Onderweg vroeg de kleine Peter telkens waar we naar toe gingen, maar ik wist het zelf niet. We zijn toen, geloof ik, in alle bossen van de Veluwezoom geweest. Overdag hielden we ons schuil en 's nachts zochten we een of ander onderkomen op. Het waren verschrikkelijke dagen: de kinderen hadden doorlopend kou. Ze konden zich nergens warmen en tot overmaat van ramp deden ze alles in de broek, niettegenstaande ze al lang zindelijk waren. Kleine Josientje huilde haast doorlopend en was helemaal uit haar doen. De broekjes van de kinderen moest ik iedere dag uitwassen en omdat we geen onderkomen hadden deed ik dat maar in een beek. De derde of de vierde dag van onze omzwervingen, dat weet ik niet precies meer, moesten we een bijt in het ijs maken om de kleren te kunnen wassen . . ."
Riek Roelofsen met haar moeder en dochter Josien en zoon Peter - foto familie Roelofsen
Tot Tweede Kerstdag zwerven ze rond, dan worden ze door mensen die zien dat Riek Roelofsen elk moment kan bevallen naar een dokter doorverwezen. Die zorgt ervoor dat ze in Brummen terechtkomen, waar Riek op 2 januari in een noodziekenhuis bevalt van zoon Paul.
Na de oorlog vindt Paul Roelofsen zijn gezin in Brummen. Hij kan dan ook voor het eerst zijn jongste zoon, Paul jr. in zijn armen sluiten. Zolang ze beiden leven bezoekt Roelofsen, weer of geen weer, elk jaar trouw de verjaardag van boer Wiegman.
Verder lezen: Verborgen in Velp. Nooit vertelde verhalen over moed, verzet en onderduikers geschreven door Gety Hengeveld-de Jong.