In september 1944 leek de Tweede Wereldoorlog ten einde te lopen. Er waren berichten over een snelle opmars der geallieerden. In de streek rond Heeten ontstond een chaotische situatie door op de vlucht geslagen Duitse soldaten en deserteurs. Die begonnen een gevaar te vormen voor de onderduikers in het gebied. Het verzet besloot een kamp in te richten, opdat deze Duitsers ‘in alle vrede aan de oprukkende geallieerden konden worden overgedragen’. De boerderij van boer Kerkvliet in de Bergse Hoek was daarvoor een ideale plaats, gelegen aan een zandweg en aan het oog onttrokken door bossen. De krijgsgevangenen werden bewaakt door onderduikers. Toen het besef doordrong dat de oorlog voorlopig nog niet ten einde was, besloot de staf het kamp op te heffen.