WAGENINGEN - De Nationaal Socialistische Beweging (NSB) heeft naast een jeugdafdeling ook een eigen studentenorganisatie, het Nationaal Socialistisch Studentenfront. De studenten doen actief mee aan de collaboratiepolitiek van de NSB en stuiten daarbij op veel weerstand van docenten en mede-studenten. De club voor foute studenten wordt op 16 november 1940 in Den Haag opgericht met als doel het verspreiden van de nationaalsocialistische beginselen op hoge scholen en universiteiten.
Het Studentenfront is actief in Amsterdam, Leiden, Utrecht, Rotterdam, Groningen en Wageningen. NSB-leider Anton Mussert stelt het lidmaatschap verplicht voor alle studerende partijleden.
Uit de nationaal-socialistische krant het Rechtsfront, 1 november 1942
Desondanks wordt het Studentenfront nooit heel groot, landelijk zijn ongeveer tweehonderd studenten lid, waarvan velen verdwijnen omdat ze dienst nemen aan het Oostfront of aan Duitse universiteiten gaan studeren. Onder hun mede-studenten zijn ze bepaald niet populair. In het beste geval worden ze gemeden, vaak gaat het verder dan dat. Een Amsterdams lid beklaagt zich dat gesprekken stokken als hij in de buurt komt, dat hij met geweld is bedreigd en dat zijn tas met papieren op college door medestudenten is doorzocht.
Studenten vertrekken naar het Oostfront. Uit de NSB-krant Volk en Vaderland 6 augustus 1943
Vandalen en oproerkraaiers
Studenten die zich aansluiten bij het Studentenfront zijn volgens de Leidse lector P.J. Idenburg dan ook ‘...veelal personen die een grote geldingsdrang hadden en zich niettemin in andere studentenorganisaties geen leidende positie konden verwerven of zich daarin zelfs niet of nauwelijks konden handhaven.’ Vandalen zijn het, door: ‘...vernielingen aan te richten aan openbare voorzieningen, en de ruiten van winkels van Joden en bekende anti-fascisten te vernielen. In cafés en restaurants lokten zij ongeregeldheden uit..’ Het Studentenfront heeft een eigen mededelingenblad, een liedboek en een almanak. Ze nemen deel aan marsen en organiseren scholingsavonden, vormingskampen en zogenaamde landdagen.
De NSB-filmdienst heeft een propagandafilm over de eerste landdag Nationaal Socialistisch Studentenfront gemaakt:
Studentenfront in Wageningen
Van de Wageningse studentenvereniging Unitas zijn tot 1941 zowel Joden als NSB'ers lid, maar in oktober 1941 wordt bepaald dat Joden geen lid meer mogen zijn van verenigingen en dus ook niet van studentenverenigingen. Unitas krijgt daarna steeds meer een nationaal-socialistische signatuur. Velen zeggen hun lidmaatschap op en de studenten die overblijven verenigen zich in de loop van 1942 met enkele anderen in het Nationaal Socialistisch Studentenfront.
De club krijgt een plekje in de sociëteit van het Wagenings Studenten Corps. Ook het corps heeft zijn activiteiten opgeschort, in reactie op anti-Joodse maatregelen van de bezetter. Omdat hun clubgebouw nu niet meer gebruikt wordt, verhuren de Duitsers een deel aan het Studentenfront.
Loyaal aan de bezetter
In april 1943 moeten alle studenten een loyaliteitsverklaring tekenen. Wie niet tekent, moet zijn studie staken en wordt naar Duitsland getransporteerd om daar te werken. De leden van het Nationaal Socialistisch Studentenfront verspreiden pamfletten, die oproepen tot tekenen, want 'Het Nederlandsch belang is om zoo ongeschonden mogelijk uit deze wereldworsteling te komen!'
Ook Wageningse studenten ontkomen niet aan de loyaliteitsverklaring. Ongeveer 18 procent van de Wageningse studenten tekent (150 van de 850). Honderdvijftig Wageningse niet-tekenaars melden zich voor de arbeidsinzet in Duitsland, de rest (550) duikt onder.
Loyaliteitsverklaring
Oud-verzetsman Carel Gerritsen, in 1943 student aan de Landbouw Hogeschool in Wageningen, tekent niet. Hij duikt onder, net als veel van zijn jaargenoten. Dat gaat relatief eenvoudig, maar op straat is hij voorzichtig: '...want er waren een paar notoir foute studenten die precies wisten wie wel of niet getekend had.'
Verzet onder professoren
In januari 1944 beginnen twintig eerstejaarsstudenten aan hun studie in Wageningen, ze zijn bijna allemaal lid van het Nationaal Socialistisch Studentenfront. Met hun komst neemt het verzet onder hoogleraren toe, de professoren Prins, Edelman, Tendeloo en Sprenger staken hun werk. De eerstejaars die lid zijn van het Studentenfront dienen hierop een aanklacht in bij de politie en de pro-Duitse rector Mees omdat ze vinden dat ze recht hebben op een 'normale studieleiding.' Tendeloo, Prins en Edelman worden ontslagen.
Uiteindelijk geven dertien overgebleven hoogleraren les aan 35 studenten, waarvan twee derde lid is van het Studentenfront. Landbouwminister Mansholt noemt dit na de bevrijding bij de heropening van de Landbouw Hogeschool een ‘diep beschamende toestand’. De leiding is hier volgens hem ‘ernstig tekort geschoten’ en het ‘waren de leerlingen die door hun fiere afwijzende houding het voorbeeld gaven.'