Na de bevrijding volgde de vereffening. Nederlanders rekenden genadeloos af met landgenoten die in hun ogen 'fout' waren geweest.

"Hier geneest men politieken en andere ongeneeslijke zieken", staat te lezen onder een muurschildering van een boom waar namen bij zijn geschreven. Welke politieke sympathieën precies uitgebannen moesten worden, dat verschilde nogal in de ongeveer vijftien jaar waarin Fort Honswijk als werd gebruikt om mensen op te sluiten.

Rode gevaar

Behalve Joden voelden ook communisten in Duitsland hoe het leven onder het nationaal-socialistische regime hen steeds onmogelijker werd gemaakt. Veel van hen vluchtten de grens over. Maar ook in Nederland werden ze gezien als 'het rode gevaar'. Bovendien wilde de Nederlandse regering Adolf Hitler niet voor het hoofd stoten. In 1935 werd Fort Honswijk, onderdeel van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, daarom ingericht als interneringskamp voor politieke vluchtelingen. 

Na de mobilisatie in 1939 en de Duitse inval van mei 1940 bewaakten Duitsers gevangen verzetsstrijders in het fort. In 1945 worden de rollen weer omgedraaid. Zo'n 400 tot 500 Nederlanders die ervan worden verdacht dat ze tijdens de bezetting met de Duitsers hebben gecollaboreerd werden opgesloten. Ook drie Duitse oorlogsmisdadigers, die later bekend zouden worden als 'de drie van Breda' werden ondergebracht in Fort Honswijk.

Foute Nederlander

Dolf Vink kan zich nog herinneren waar het het beruchte trio zat. Vink werd zelf in februari 1946 als 20-jarige in het kamp gezet. Zijn vader was NSB'er, zijn moeder Duits en zijn broer had gediend bij de SS. Na de bevrijding werd hij gezien als foute Nederlander. In 2014 keerde hij voor het eerst terug naar zijn voormalige gevangenis voor de opnames die RTV Utrecht maakte voor het tv-programma Van Rossem Vertelt.

In de donkere en vochtige ruimtes van Fort Honswijk waren de omstandigheden erbarmelijk, vertelde hij aan tv-presentator en historicus Maarten van Rossem. "Je had geen contact met de buitenwereld en je mocht niets hebben. We kregen 's morgens een stuk brood om in een slap aftreksel van koffie of thee te soppen. 's Middags was er soep in een tinnen schaal, met een lepel die je direct na het eten weer moest inleveren. Hadden we potlood en papier gehad, dan hadden we nog speelkaarten kunnen maken. Maar ook die waren er niet. "


Van Rossem Vertelt over Fort Honswijk als gevangenis

Vink was overigens eerder al eens opgepakt in het naoorlogse Duitsland, waar zijn ouders toen woonden. Omdat de cellen overvol waren en een Canadese commandant niet direct kon vaststellen waar de jongen eigenlijk voor vastzat werd hij naar huis gestuurd. Vink liep twintig kilometer naar huis. Zijn vader adviseerde hem om terug te gaan zodat hij een ontslagbewijs van de gevangenis kon vragen. En daarop werd hij direct weer in hechtenis genomen. Het tekent de chaos die na de bevrijding overal heerste, ook in het rechtssysteem dat weer moest worden opgebouwd.

Slechte behandeling verdiend

Journalist Stijn Reurs heeft onderzoek gedaan naar hoe het NSB'ers en Nederlandse SS'ers na de oorlog is vergaan. "Die mensen waren fout geweest, die verdienden de slechtste behandeling. Tenminste, zo dachten de meesten er indertijd over", vertelde hij Van Rossem. "Veel gevangenen in dit fort hebben wel anderhalf jaar vastgezeten in afwachting van een proces."

Reurs illustreerde de omstandigheden met een citaat uit het rapport Kamptoestanden 1944-'45 - '48 van dominee Van der Vaart Smit. "Ik noem de kelder van Fort Honswijk, tien meter onder de grond", schrijft de dominee, "waarin onder anderen de heer Gemmeke woonde en — nog erger — dr A. Grote van Februari tot Juli 1946, alzo gedurende vijf maanden, in het kolenhok moest verblijven, dat 1.50 m hoog, 80 cm breed en 2 m lang was, steeds in het pikdonker, behalve 's nachts wanneer men hem met licht, zogenaamd ter controle, zelfs eens veertien malen in een nacht, kwam kwellen. Een enkele maal werd hij voor vijf minuten gelucht, doch dit was zeer zeldzaam."

Niet stemmen

Uiteindelijk is Dolf Vink naar eigen zeggen nergens voor veroordeeld. "Ik ben in een zaaltje in Utrecht verhoord. Daar moest ik me uitkleden zodat ze konden controleren of ik een bloedgroepteken van de SS had. Dat had ik niet. Na een week kreeg ik een papier in mijn handen waarop stond dat ik tien jaar lang niet mocht stemmen en niet in krijgsdienst mocht. Iedereen was jaloers: ik hoefde niet naar Nederlands-Indië."

Opmerkelijk aan het naoorlogse verhaal van Vink blijft dat hij in eerste instantie nog uit zijn gevangenschap was weggewandeld. Als zijn ouders hem niet hadden aangespoord om de vrijlating formeel te laten regelen had waarschijnlijk niemand meer naar hem gezocht, denkt hij achteraf. "Mijn leven had er heel anders uitgezien."