Het is mei 1943 als de buurman van grootgrutter 'Simon de Wit' aan de burgemeester Reigerstraat deze foto maakt. Zeker honderd mensen staan rustig in de rij voor de winkel. In Utrecht is op dat moment nog geen honger, maar er is al wel schaarste en mensen zijn bereid lang in de rij te staan voor wat extra's.
En er komt die dag een bijzondere zending: filiaalhouder Burkunk heeft een partij kaas op de kop weten te tikken. Het nieuws gaat als een lopend vuurtje door de wijk. Gevolg was de lange rij. Kaas was immers nauwelijks nog te krijgen. Opvallend is de politieagent in het midden van de foto. Iemand moet het nodig gevonden hebben dat hij een oogje in het zeil hield.
Aankondiging op het raam
De dag voor de verkoop van de kaas had de filiaalhouder een poster voor het raam gehangen met de aankondiging van het lekkers en de daarvoor benodigde distributiebonnen. Bijna alle levensmiddelen zijn op dat moment al op de bon.
Al voor de oorlog gingen er waren op de bon. Buurkerk Utrecht, september 1939. Foto: Utrechts Persbureau, collectie Het Utrechts Archief
Vier jaar eerder - in 1939, dus nog voor de oorlog begon - was suiker het eerste product geweest dat je alleen nog kon kopen als je de juiste distributiebon had. Dat werd al snel gevolgd door peulvruchten.
Vermaledijde bonnen
Veel mensen die de oorlog meegemaakt hebben herinneren zich het halen van een boodschap met die vermaledijde bonnen. Zo ook bakkersdochter mevrouw De Breezand. "Als je wel geld had maar geen bon, kreeg je het niet mee", zegt ze. "Je kon stampvoeten wat je wilde en aanbieden meer te willen betalen, maar mooi niet."
Utrechters in de rij voor de winkel van de Firma A. van Voorthuizen aan de Mgr. van de Weteringstraat, vermoedelijk 1944. Foto: Collectie Het Utrechts Archief
Die hele bonnenadministratie werd gehaat. Zowel de klant als de winkelier moest goed in de gaten houden welke bon, wanneer en waar ingeleverd kon worden.
Schaarste, lege verpakkingen in een Utrechtse etalage. Zomer 1943. Foto: W.F. Bonnet, beeldbank NIOD
Van gezinnen van winkeliers is bekend dat ze vaak avonden zaten te plakken om de distributiebonnen op orde te hebben, immers: geen bonnetjes betekende geen nieuwe voorraad, dus geen eten voor de buurtbewoners.
Honger
De eerste jaren van de oorlog merkten de Utrechters dat voedsel schaarser werd en de rijen voor de winkels langer, maar de situatie werd pas echt nijpend in de herfst van 1944, toen de Duitsers na de spoorwegstaking het westen van Nederland afsloten. Gebrek aan voedsel en brandstof leidden tot de zware hongerwinter, die ook in Utrecht veel levens kostte.
Niet onze hele provincie leed honger in dat laatste deel van de oorlog. Zo kan Arie Heicoop - inmiddels ver in de 80 - uit Nieuwland (tegenwoordig gemeente Vijfheerenlanden) het zich nog zeer helder herinneren. "Ik was misschien een klein jochie en honger heb ik zelf in de oorlog nooit gehad, maar al die stadse mensen die hier liepen. Och och."
Groepjes langs de dorpen
Het dorp waar meneer Heicoop opgroeide heeft hij nooit verlaten en de doorgaande weg nu, is nog altijd dezelfde als tijdens de oorlog. In groepjes trokken de mensen uit de stad langs de boerendorpen.
Gebrek aan brandstof, oktober 1944. Foto: W.F. Bonnet, beeldbank NIOD
Arie: "Ik zal dat nooit vergeten. Ze vroegen om tarwe of melk voor de kinderen. Wij hadden het niet breed, maar mijn vader kon het niet over zijn hart verkrijgen níks te doen. Dus soms warmden ze zich bij ons thuis op en aten ze wat pap of brood."