TIEL - Op 11 juni 1945, ruim een maand na de bevrijding, komen vijf Tielse kinderen om door een ontploffende kist met projectielen. Willy Bennink (7 jaar), Albert van Zijderveldt (8 jaar), Helmus Siemons (6 jaar), Sjoerd Sijsma (7 jaar) en zijn neefje, ook een Sjoerd Sijsma (7 jaar), vinden de dood. Epétje Sijsma is de enige die de ramp overleeft.
Oud Tielenaar Jac. van der Kolk schreef in 2008 zijn herinneringen aan dit tragische ongeluk op:
Het is 11 juni 1945, een uur of drie 's middags. Ik sta nog wat te klussen in huis. Daar komt buiten op straat een stel kleuters aan. Allemaal van een jaar of vijf tot zeven. Zij marcheren op hun manier, met een geïmproviseerde trommel, allemaal een helm op, op een na, en allemaal met een stok als geweer. Zij spelen oorlogje. Het jongetje zonder helm (ik ken hem wel) vraagt aan mij: "Hebt u een helm voor mij?" Natuurlijk, ik heb er wel een stuk of zes in de kelder liggen. Ik zoek dan een mooie helm voor hem uit en daar gaan ze weer verder: De jeugd marcheert. Allemaal geleerd in de oorlog. Ik ga weer naar binnen en nog geen vijf minuten later is daar een oorverdovende knal. De hele omgeving schudt. Iedereen schrikt zich wezenloos. Wat gebeurt daar? Ik hol in de richting waar die jongetjes naar toe zijn gegaan. Want daar hoor ik ook die knal vandaan komen.
Wat ik even later aantref is met geen pen te beschrijven. En ik zal dat mijn hele leven ook niet meer vergeten. Het blijft gegrift op mijn netvlies. Daar liggen, 'mijn' kinderen van zoëven op de grond: zwaar gewond of dood. Ik weet het niet. Geschreeuw alom. Kruipende en bloedende kinderen. Schreeuwende volwassenen die willen helpen, maar niet kunnen. Ik ken ze allemaal, stuk voor stuk. Ze waren vijf minuten geleden nog bij mij. Kinderen van Sijsma, knulletje van Zijderveld, en meisje Bennink, en jochie Simons, vriendjes, broertjes en neefjes. O, God!
Ik moet handelen. Ik krijg een laken aangereikt en wikkel daarin een jongetje in een blauw (matrozen - ?) pakje, hij kijkt mij aan. Ik herken hem: Sjoertje, een zoontje van Ate en Lena Sijsma, zijn ingewanden puilen uit zijn opengereten buikje. Ontzettend. Ik strijk even voorzichtig door zijn krullenbol en wikkel hem dan in een laken en geef hem aan iemand (een broeder of agent?) die verder voor hem zal zorgen
Dan ga ik naar de volgende. Die ligt een meter verder. Hij ligt te roepen. Hij is gewond aan zijn been. Ook hem wikkel ik in een laken en ook hij gaat naar het ziekenhuis. Het blijkt een neefje te zijn van het kereltje, dat ik eerder opgeraapt heb. Zijn broertje, ook een Sjoertje, wordt eveneens, dodelijk gewond, weggevoerd. Epétje Sijsma - want zo is zijn naam - is de enige, die de ramp overleeft. Ik ken hem goed. Hij is de jongste van de zes kinderen van de "optocht" van die middag.
Die dag, 11 juni dus, worden de getroffenen uit Tiel naar het ziekenhuis in de Mariënwaard gebracht. Nel zit daar op de administratie en zij moet de kinderen 'administratief' verwerken. Zij moet uit de mond van de ouders de nodige gegevens vernemen. Daarbij heeft de geloofsrust die Pie Sijsma, de moeder van het overleden Sjoertje en zijn gewonde broertje Epé, uitstraalt, een onuitwisbare indruk op haar gemaakt. Gedurende haar hele leven heeft Nel dat steeds weer gememoreerd.
Die 11e juni 1945 wordt en blijft een pikzwarte dag voor het teruggekeerde Tiel. Onbegrijpelijk, waarom toch, o God? Nu, deze jonge kinderen?
Een paar dagen later is de begrafenis. Vanuit Eben Haëzer, de Hervormde Kerk (de Gereformeerde Kerk in het Scheidingsstraatje is tijdens de beschietingen volkomen verwoest). Ds. Wiepkema (Gereformeerd) en Ds. Van 't Hof (Hervormd) leiden de dienst. Wij hebben ook een uitnodiging gekregen. Nel is ook aanwezig. Alles heel verdrietig en heel indrukwekkend. Maar wel onherroepelijk.
Later is gebleken dat de kinderen op die bewuste middag - nadat zij bij mij zijn weggegaan, aan het eind van de Lingedijk op een soort vuilnishoop een kistje vinden. Zij pakken het op en één van de kinderen, nieuwsgierig als zij zijn, begint aan een schroefje te draaien. Achteraf blijkt het een soort trotylmijn te zijn geweest. Met als gevolg: vijf doden en een gewonde. Bij één jongetje blijkt zelfs het hoofd afgerukt te zijn en over een nabij gelegen boerderij geslingerd. Het werd later honderd meter verderop gevonden. Gruwelijk!
Onmiddellijk na het ongeluk wordt het terrein afgezet door de Canadese militaire autoriteiten. Deze geven daarbij vijftig of zestig Duitse krijgsgevangenen opdracht met pieken het omliggende terrein af te speuren naar nog meer mijnen. Je weet nooit of er nog meer verborgen liggen. Bij mijn weten is er nooit meer iets gevonden.
Meer informatie over Tielse oorlogsslachtoffers vindt u hier.