In het kader van het NIOD fotoproject 'De Tweede Wereldoorlog in vijftig foto's' heeft een Drentse werkgroep vijftig opmerkelijke Drentse oorlogsfoto's verzameld.
Tijdens een bijeenkomst in het Drents Archief in Assen zijn hier vijfentwintig foto's uit gekozen die naar het NIOD gestuurd zijn. Uit alle provinciale inzendingen kiest het NIOD honderd foto's die in de Tweede Kamer tentoongesteld zullen worden.
Op deze website lichten we de komende tijd de vijfentwintig foto's uit de Drentse selectie toe.
Hobbyfotograaf
Gezinus Jansen uit Gees was sigarenhandelaar maar ook hobbyfotograaf. In 1942 trok hij gewapend met een camera en een laken aan een stok door Gees, Oosterhesselen en Zwinderen. Hij fotografeerde honderden personen die een foto nodig hadden voor hun persoonsbewijs. Normaal gesproken was dit het werk van beroepsfotografen en moesten de mensen daarvoor vanuit de omgeving van Oosterhesselen naar Emmen reizen, maar Jansen kreeg gemeentelijke toestemming om de pasfoto’s te maken en zocht zelf de mensen op.
Persoonsbewijzen
De Duitse bezetter had in 1941 het bezit van een persoonsbewijs verplicht gesteld. Iedere Nederlander moest dit bewijs in het openbaar bij zich te dragen. Het persoonsbewijs bevatte een foto, een handtekening en een vingerafdruk. Joden kregen op twee plekken in hun bewijs een 'J' gestempeld.
Unieke vondst
Bijna tachtig jaar later vindt Freddy Jansen een doos met 1500 negatieven op zolder. Het blijken de pasfoto's te zijn die zijn vader tijdens de oorlog gemaakt heeft. De foto’s geven een opmerkelijk scherp beeld van de bevolking van de drie dorpen. Dat het witte laken op de achtergrond soms scheef hangt en er een deel van de muur van het schuurtje waarvoor de gefotografeerde moest poseren zichtbaar is, is typerend voor hoe en onder welke omstandigheden Jansen destijds te werk ging.
Lees ook: 1500 gezichten moeten een naam krijgen
Historische vereniging
Freddy Jansen heeft de collectie negatieven aan de historische vereniging van Oosterhesselen geschonken. Inmiddels heeft Willem Anninga namens de vereniging meer dan de helft van de negatieven gescand. “Het is een monnikenwerk, maar wel een heel spannend monnikenwerk.” De verzameling bestaat uit negenhonderd pasfoto's en zeshonderd negatieven van allerlei aard waaronder foto's van familie's en andere groepen mensen.
Fotoboeken
Om de namen bij de pasfoto's te achterhalen zijn alle gescande negatieven omgezet naar positieven, afgedrukt en in fotoboeken verzameld. Oudere bewoners hebben de fotoboeken bekeken en van namen voorzien. Anninga: "In onze zoektocht naar de bijbehorende namen hebben we zo'n zestig procent achterhaald, we gaan echter nog steeds door en elke keer komt er nog weer iemand bij. We zijn zeer tevreden met het resultaat."
Gerrit Zwols
De pasfoto is van de op dat moment achttienjarige Gerrit Zwols, zoon van Derk Zwols en Geesje Zwols-Kuik. Het gezin met vijf kinderen woonde aan de Tilweg in Gees. Vader Zwols was in 1931 al overleden.
In 1944 werd Zwols opgeroepen voor de Arbeidseinsatz. Zijn moeder diende een aanvraag in voor een vrijstelling omdat Zwols als enige man in huis onmisbaar was op de boerderij. Dit legde ze ook uit aan de NSB'ers die bij haar langs kwamen om wegblijvers van de oproep op te pakken. Zwols zat op dat moment in de schuur. De NSB'ers verzekerden zijn moeder dat hij zich in Emmen kon melden en dan de vrijstelling zou krijgen.
Horloge voor moeder
Niets bleek minder waar. Bij aankomst in Emmen werd Zwols meteen door de Duitsers vastgezet. Ze brachten hem naar Ommen waar zijn zussen die hiernaartoe gefietst waren hem nog even gezien hebben. Hij gaf hen zijn horloge mee voor zijn moeder. Op 10 september 1944 kwam hij in Amersfoort aan en vandaar is hij vervoerd naar kamp Husum-Schwesing in het noorden van Duitsland.
Massagraf
Husum was een buitenkamp van Neuengamme en een werkkamp. De werkomstandigheden in het moerassige gebied waren zeer slecht en de gevangen moesten de hele dag in koud water staan. Gerrit Zwols overleed op 14 november 1944 aan dysenterie. Eerst is hij begraven in een massagraf. In 1955 is zijn stoffelijk overschot naar Oosterhesselen teruggebracht en aldaar begraven.