ARNHEM - In Gelderland, op de lijn Engeland-Ruhrgebied, zijn tientallen monumenten te vinden die herinneren aan op die plek gecrashte geallieerde bommenwerpers uit de Tweede Wereldoorlog. Veel van die Britse Lancasters, Short Stirlings en andere toestellen waren het slachtoffer van Duitse nachtjagers; speciaal aangepaste toestellen die in het donker jacht maakten op de bommenwerpers.
Fliegerhorst Deelen was het centrum van de Duitse luchtverdediging, waarin een hoofdrol was weggelegd voor de vluchtleiding in de zogeheten Diogenesbunker in de bossen bij Schaarsbergen ten noorden van Arnhem. De Duitsers hadden het terrein al in 1937 verkend en uitgezocht. Het vliegveld werd in hoog tempo in gereedheid gebracht en eind mei 1940 voor het eerst gebruikt. De bunker werd gebouwd van augustus 1942 tot juli 1943 en in de herfst van dat jaar in gebruik genomen.
Tijdens een groot deel van de oorlog was Fliegerhorst Deelen de thuisbasis van vele tientallen Duitse nachtjagers die tot doel hadden zoveel mogelijk Britse bommenwerpers neer te halen. Die 'jacht' moest in het donker gebeuren omdat de Britse RAF haar aanvallen 's nachts uitvoerde. In Nederland hadden de Duitsers meerdere vliegvelden in gebruik voor hun nachtjagers. Behalve in Deelen waren de toestellen gestationeerd in Twente, Leeuwarden, Venlo en Gilze-Rijen.
Duitse luchtverdediging van Denemarken tot Frankrijk
De vliegvelden in Nederland maakten deel uit van een Duitse luchtverdedigingslinie die zich uitstrekte van Denemarken tot Noord-Frankrijk (het zogenoemde Himmelbett) en die bestond uit een dicht net van vliegvelden, luister- en radarposten die werden gecoördineerd vanuit een aantal grote vluchtleidingscentra waarvan Nederland de grootste en de belangrijkste had in de vorm van de zogenoemde Diogenesbunker in Schaarsbergen. Een metershoge betonnen kolos met een centrale zaal waarin honderden vrouwelijke Luftwaffehelferinnen, de Blitz-Mädchen alle geregistreerde vliegbewegingen boven Nederland en het Ruhrgebied bijhielden op een kolossaal glazen scherm en ze met lampjes aanlichtten. Op basis van die gegevens werden het Duitse luchtafweergeschut en de (nacht)jagers aangestuurd. Soortgelijke centra stonden in Metz, Hamburg, Berlijn en Fliegerhorst Grove in Denemarken.
Duitsers breiden Deelen uit
Voor haar rol in de luchtverdediging hadden de Duitsers vliegveld Deelen fors uitgebreid met in een A-vorm aangelegde start- en landingsbanen, als boerderijen gecamoufleerde betonnen hangars en bunkers en een dicht net van luchtafweergeschut. Voor de aanvoer van munitie en andere voorraden was een speciale spoorlijn aangelegd vanaf Wolfheze, het zogenoemde 'bommenlijntje'.
Wilde en tamme zwijnen
De Duitse Luftwaffe ontwikkelde tijdens de oorlog meerdere en steeds effectievere methoden voor de Nachtjagd. Een nieuwe en belangrijke taak voor de Luftwaffe die bij het begin van de oorlog enkel offensief was ingesteld, maar na het begin van Britse bomaanvallen ook uit een verdedigend vaatje moest leren tappen. Aanvankelijk gingen de jagers op goed geluk de lucht in in de hoop een bommenwerper te verschalken wat al snel veranderde in een systeem waarbij de jagers werden aangestuurd met behulp van radarposten. Dat groeide weer uit tot de tactiek van de 'Helle Nachtjagd', de verlichte nachtjacht, waarbij radargestuurde zoeklichten de jagers naar hun prooi brachten. Nadeel van dat systeem was dat per zone slechts een nachtjager kon worden aangestuurd. De Britten, ook niet gek, ontwikkelden methoden om de Duitse radar te storen door middel van het uitwerpen van strookjes metaalfolie: Window, later Chaff genoemd. Ook stuurden ze hun bommenwerpers zo veel mogelijk door één luchtverdedigingszone, waar de Duitsers, zoals gezegd, steeds maar een jager de lucht in konden brengen en aansturen.
Liechtenstein antennes op de neus van een Junkers 88 jager, rechts de ontvangstinstallatie in de cockpit - Foto's publiek domein
De komst van een nieuw systeem, 'Wilde Sau' genoemd, leidde ertoe dat meerdere radarstations een groter aantal jagers aanstuurden. Vanaf de grond werden de bommenwerpers door de zoeklichten aangelicht waarna de nachtjagers, die boven de bommenwerpers positie kozen, hun doelen konden selecteren,. Tegelijkertijd kregen de nachtjagers zelf ook radarinstallaties aan boord, zoals het Liechtenstein-apparaat. Een aantal antennes op de neus van het toestel waarvan de signalen konden worden uitgelezen op een beeldscherm in het toestel.
Aanvankelijk werden bestaande toestellen aangepast voor de nachtjacht. Later in de oorlog ontwikkelden de Duitsers speciale nachtjagers zoals de Heinkel 219 'Uhu' (foto boven - publiek domein). Een hypermodern toestel met een goede radar maar dat vanwege de ingewikkelde techniek slechts in een klein aantal is geleverd, namelijk 300 stuks.
Deelen na de bombardementen, rechts het vernielde interieur van de Diogenes-bunker - foto's publiek domein, Wikipedia
In september 1944 waren de rollen van Deelen en Diogenes uitgespeeld, nadat het vliegveld twee keer zwaar was gebombardeerd. Direct na de luchtlandingen van Market Garden vernielden de Duitsers het interieur van Diogenes, De bunker zelf kregen ze niet kapot.
Onze reportage over Deelen en de glaskaart van Diogenes:
Voor toekomstplannen voor de bunker klik hier.