In de meidagen van 1940 beleefde Cornelis Ouwehand zijn eigen tragedie. Met de Duitse inval in het verschiet moet hij alle roofdieren in zijn dierenpark afschieten.

Ouwehands Dierenpark opende in 1932 de deuren voor het publiek en werd al snel een commercieel succes. Vanuit het hele land kwamen bezoekers naar Rhenen om de dieren te bekijken. Maar tijdens de mobilisatie wordt de dierentuin militair gebied. De strategisch belangrijke Grebbelinie ligt letterlijk om de hoek. En dus verschijnen er naast dieren ook kanonnen in de dierentuin.


Nederlandse militairen poseren op een olifant van Ouwehands Dierenpark. Foto: Stichting De Greb

In 1940 krijgt eigenaar Cornelis Ouwehand bijzonder slecht nieuws. Alle wilde dieren moeten worden gedood. De legerleiding vreest dat ze kunnen ontsnappen als het park onder vuur komt te liggen. De militairen bieden nog aan de klus te klaren, maar Ouwehand durft niet op de schietkunsten van de Nederlandse soldaten te vertrouwen.

Gewapend met een jachtgeweer begint hij zelf aan een zware tocht door de dierentuin. Een voor een schiet hij de leeuwen, wolven, tijgers en beren af. Als hij aankomt bij het ijsberenverblijf, kan hij het niet over z'n hart verkrijgen om ijsbeer Maxie, die net jongen heeft gekregen, dood te schieten. Hij verbergt de dieren in een hok achter een betonnen muur, met een flinke voorraad voer.


Jonge ijsbeertjes in Ouwehands, 1940. Foto: Prentbriefkaart, via stichting De Greb

Een paar dagen later komt de dierentuin midden in de vuurlinie te liggen. Als Ouwehand er weer terug kan komen, ontdekt hij dat veel dieren de beschietingen niet hebben overleefd, maar dat de verzwakte ijsberen het nog relatief goed maken. Ze worden het symbool voor de wederopbouw. Stap voor stap herrijst de dierentuin.


Duitse militairen in de zomer van 1940 bij Ouwehands Dierenpark. Foto: Collectie Otto Kumm, via stichting De Greb

In 1942 gaat Ouwehands Dierenpark weer open en het wordt meteen een recordjaar. Zowel Duitsers als Nederlanders staan in de rij voor een kaartje, want in combinatie met een bezoek aan het voormalige strijdtoneel op de Grebbeberg biedt Rhenen toeristen en militairen een boeiend dagje uit.

Lang duurt de populariteit niet, want richting het einde van de oorlog pakken zich opnieuw donkere wolken samen boven de dierentuin. In 1944 komen de gevechten weer dichterbij. De geallieerden rukken op en de Duitsers willen geen mensen die in de weg lopen. De omgeving wordt geëvacueerd. Een paar verzorgers mogen achterblijven bij de dieren.

In november 1944 gebeurt wat al gevreesd werd: net als het Nederlandse leger een paar jaar eerder, willen de Duitsers van de roofdieren af. Een deel kan nog bij andere dierentuinen onder gebracht worden, maar ijsbeer Maxie en haar jongen die vier jaar eerder de slag om de Grebbeberg hebben overleefd worden door de Duitsers alsnog met kogels gedood.

De zoon van Cornelis Ouwehand trekt met de overgebleven dieren - koeien, schapen, en enkele lama's en kamelen - naar Veenendaal. Pas na de bevrijding keren ze terug naar Rhenen, om de dierentuin voor de derde keer op te bouwen. Van de dierentuin in oorlogstijd zijn alleen de toegangspoort, een herinneringsbank en het oorspronkelijke ijsberenverblijf nog te vinden. En er is dat bijzondere verhaal over de tragedie van de directeur die zijn eigen dieren moest doodschieten.